Geboorte en dood

Lieve ome Jan,

wat een leuke verrassing, om 3 geboortekaartjes van m’n sibblings (zoals de Engelsen zo makkelijk zeggen) te vinden in plaats van de afscheidsspeech die ik verwacht had!

En hoewel u natuurlijk aan het opruimen bent, schrijf ik u meteen een brief terug. Dat schiet niet op voor u. Want het lijkt er op dat u mijn geboortekaartje dus niet had gevonden. En die is de leukste! Althans: ik heb er zelf zo’n plezier van gehad.

Ik heb er later m’n moeder wel eens naar gevraagd, want niemand had een kaartje zoals ik: een echt fotootje en een klein gedichtje. En dat ik dan later zelf zo’n onweerstaanbare neiging heb om teksten bij foto’s en collages te maken. M’n moeder vertelde dat ze nog wist hoe ze met m’n vader op de bank dat gedichtje gemaakt had.

Pas veel later heb ik er m’n eigen gedicht van gemaakt. Omdat ik begreep welke zegening ik had meegekregen: als ik binnenkom, juicht het hele huisgezin. Ik had zo maar het vermogen meegekregen om een kamer binnen te gaan en dan vreugde te brengen. Terwijl ik me altijd afvraag wat ik nou toch móet met al die mensen en standaard vanuit een houding vertrek dat ik niet welkom ben.

En zo heb ik begrepen, dat m’n neiging om me af en toe op de WC terug te trekken als ik niet meer weet hoe ik aan moet sluiten in gezelschap, me de gelegenheid geeft om opnieuw een kamer binnen te komen en te kijken waar de vreugde is.

Sinds ik het gedicht geschreven heb, heb ik deze blessing aan veel mensen doorgegeven. Ik heb er ansichtkaarten van gemaakt, die mijn haptonomische zwangerschapsbegeleidvriendin stuurt naar alle babietjes die geboren worden na haar begeleiding. En spreek ik het gedicht uit naar mensen, wiens voeten ik gemasseerd heb en bij wie ik het onvoorwaardelijke welkom wil benadrukken.

Gisteren heb ik trouwens m’n manuscript klaar verzameld en op de bus gedaan naar de uitgeverij. De hoofdstukken van de pelgrimsverhalen, geweven door de correspondentie die ik naar m’n vrienden en familie deed in de tijd tot Lucas z’n dood. Of eigenlijk tot ná z’n dood want het laatste deel is de tekst die ik uitsprak bij z’n afscheid.

Het zijn wel 246 pagina’s geworden. Een tijdje terug had ik in een opwelling het eerste stuk daarvan opgestuurd en toen werd ik gebeld door de mevrouw van de uitgeverij dat ze het verder op papier wilden lezen. Dus. Vanaf vandaag kan ze daar aan beginnen.

Die opwelling om het op te sturen kwam trouwens nadat ik met mezelf was uitgevochten over Lucas z’n laatste dag. Want hoewel ik vrede leek te hebben met de euthanasie op zich, schrok ik telkens van momenten die ik anders had willen doen. Ik heb er dus bijna twee jaar over gedaan om al die momenten nog eens na te voelen, de rol van de jongens er in te zien. En het laatste, waardoor alles op z’n plek viel, was de rol van de huisarts.

Ik was bij m’n vriendin Wilma geweest, die in een theatergroep speelt en dit jaar een stuk hadden gekozen waarbij Wilma de rol van een huisarts speelt die gevraagd werd euthanasie te verzorgen voor haar beste vriend. Ze vroeg mij eerst: “Mag ik je alles vragen, Joke, daarover?”  en toen vroeg ze me: “Was je tot het laatste samen met Lucas?” En toen moest ik zeggen: “Nee. Op het laatst was hij samen met de huisarts.”

En ineens merkte ik hoe rustig dat voelde. Één van m’n schrikmomenten was geweest dat ik me van tevoren altijd had voorgesteld dat ik samen met Lucas zou zijn op het moment dat hij stierf. Maar ik was op een afstandje. En hij keek naar de huisarts. En die deed hem nog pijn ook, met het eerste goedje dat hij inspoot. En nu, nu ik het zo aan m’n vriendin vertelde, zag ik hoe fijn dat was geweest. Dat hij niet naar mij of de jongens had hoeven kijken. We hadden al afscheid genomen.

Och jeetje, ome Jan. Kan ik dit nu wel zo schrijven, zo terwijl ik er niet bij ben. Belt u me op, als het te erg is? O, neem dan m’n mobiel!

Nou goed. Een geboortekaartje en een doodsverhaaltje. Ze horen er allemaal bij inmiddels. Dat weet u natuurlijk nog beter dan ik.

Veel liefs, veel liefs!