de nachtegaal

lieve ome Jan,

ik wilde u eigenlijk schrijven over wat ik had bedacht over het schaduwenrijk. Ik zeg vaak tegen mensen, dat mensen die verloren hebben meer wereld hebben. De wereld van het licht en van de schaduw. Dat de mensen die niet verloren hebben eigenlijk maar de halve wereld hebben. Ik wijs ze op de Griekse mythe van de oevers van de Styx. En, als je je instrument – je expertise – maar goed kunt bespelen, dat je dan je geliefde weer terug kunt halen uit de onderwereld. En dat er wetten zijn, in het schaduwrijk. Andere wetten dan in de mensenwereld.

Één van de wetmatigheden daar is, dat je niets te willen hebt. Dat het enige dat je hebt, jouw eigen beweegredenen. Die je gesponnen hebt door de wereld jouw liefde te beloven. En die beloftes doe je in tijden, dat je ziet dat niemand anders dit vormgeeft.

Zo heb ik ooit een situatie meegemaakt, dat ik Mariëtte een vraag stelde en zij van me weg liep, in plaats van die vraag te beantwoorden. Op dat moment heb ik de wereld beloofd dat ik alle vragen die mij gesteld zouden worden zou beantwoorden. Toen bleek dat ik dat niet altijd met woorden kon, heb ik uitgevonden hoe ik met daden óók antwoorden kon geven. Aldus mijn vaardigheden op mijn instrument aanscherpend.

Een andere wetmatigheid is dat je alleen bent. Dat je geen wederhoor krijgt. Je kunt praten en bewegen. Maar het verstaan worden en het gezien worden is niet gegarandeerd. Je kunt hoop hebben dat jouw bewegingen een ander z’n eigen beweegredenen kunnen doen vinden. Maar je kunt dat niet mondeling toelichten om  het makkelijk te maken voor een ander.

Daar wilde ik u over schrijven, maar toen hoorde ik gisteren een nachtegaal. Ik was met Els in de duinen aan het wandelen en hoorde een vogel heel gevarieerd zingen. Erg mooi ook. Terwijl ik juist aan het denken was over dat mensen altijd lyrisch praten over nachtegalen en dat het mij vaak zó vergaat, als mensen me iets zo lyrisch aanbevelen, dat ik dan teleurgesteld ben. Maar nu dus was ik op eigen kracht geïntrigeerd en Els bevestigde het me: zij dacht ook dat het een nachtegaal was.

Ik ben blijven zoeken, tot ik het beestje kon zien. Ik maak er een sport van namelijk, dat ik ergens bij kan zien, als ik ergens bij hoor. Het duurde best even. Volgens mij versprong hij ook van bosje. Maar uiteindelijk zag ik hem. En toen ik hem had ontwaard, deed hij een snelle schijt en vloog weg. Met dezelfde vaart.

Een nachtegaal gezien! Eindelijk. Dan wil ik u nu ook de brief meesturen die ik ooit aan m’n moeder schreef. Over m’n zoektocht naar de nachtegaal en m’n tevreden moeten zijn met hele kleine momenten. En het verlangen, oooo het verlangen dat ik soms íets meer tijd zou hebben om het tot me te nemen…

De volgende keer stuur ik u dan wellicht de brief van Lucas en Fred en hun avonturen in Israël. Want ik vroeg Fred wat hij daar nog van wist, omdat u me belde en wij het over Jerusalem hadden toen ik hem zat te schrijven.

Maar nu moet ik dit gauw printen. Gwan is bijna klaar met douchen, denk ik, en ik had hem beloofd om aan de belastingen te gaan.

Veel liefs!

PS. Eigenlijk moet de brief naar m’n moeder dus mee, omdat ik altijd dacht dat het land van de schaduwen donker was. Maar door dit verhaal, vermoed ik dat het licht is. En op Wikipedia lees ik dat met schaduw, in de naam Bezaleël, “bescherming” wordt bedoeld. In de schaduw van God…